In 1879 had Carl Honigman een aanvraag gedaan om een concessie te krijgen die “Carl” werd genoemd. In 1898 begon de aanleg van de twee schachten. In november 1899 had men een diepte bereikt van 97,70 meter. De aanleg werd echter vertraagd door een brand op 12 november 1899. Het boren van de eerste schacht duurde 4,5 jaar.
In 1904 kwamen pas de eerste kolen boven de grond. De kolen die gewonnen waren moesten bovengronds, met paard en wagen worden vervoerd naar het station in Schaesberg, dit omdat een spoorlijn naar het mijnbedrijf nog niet was aangelegd. In het eerste jaar werd zo’n 4.297 ton kolen naar boven gehaald. In totaal werd 34.065.00 ton kolen vanuit de Oranje-Nassau Mijn 2 boven de grond gehaald. De ON 2 produceerde vrijwel alleen magere- of huisbrandkolen. Omdat er veel gezinnen uit Schaesberg op deze mijn werkte werd de naam van de mijn al snel omgedoopt in “familiekoel”.
Toen op 17 december 1965 voormalig minister van economische zaken Joop den Uyl de mijnsluiting aankondigde kwam er ook een einde aan de ON 2. In 1971 sloot de “familiekoel” haar deuren.
Oprichting mijnmonument
Boven de rotonde aan de Hofstraat, op een uitloper van de oude steenberg van Staatsmijn Wilhelmina vinden we een monumentale herinnering aan het Zuid-Limburgse mijnverleden in de vorm van een schachtwiel afkomstig uit schacht II van Staatsmijn Wilhelmina. In 1975, zes jaar na sluiting van de mijn, werd de kolos met een diameter van 6,3 meter van de sloop gered door Theo van de Wetering, die zelf twaalf jaar lang ondergronds bankwerker was.
Onder zijn voorzitterschap werd vervolgens het Comité Mijnmonument Schaesberg opgericht om het schachtwiel tot monument voor het Mijnverleden te maken. Aanvankelijk leefde het idee om dit te plaatsen op het gazon voor het gemeentehuis van Schaesberg. In 1977 schonk de afdeling Jubileumgeschenken van de DSM alvast 1000 gulden aan het comité om aan dit voornemen tegemoet te komen. ‘Eind volgend jaar schachtwiel als mijnmonument’, kopte het Limburgs Dagblad van 29 december 1978.
Door zeer gemengde gevoelens over de situering en vooral de hoge realisatiekosten in tijden van economische recessie, het Limburgs Dagblad van 20 augustus 1980 spreekt over een bedrag van maar liefs 98.564,07 gulden, duurde het echter nog tot 1982 voordat de gemeenteraad van Schaesberg en uiteindelijk de Gedeputeerde Staten groen licht gaven om het wiel op zijn huidige locatie als mijnmonument op te richten.
Het ‘Kommunaal Kunstenaars Kollectief’, een kunstenaarsgroep uit Heerlen, plaatste het op een 1,25 meter hoge sokkel tussen twee kolossale vierkante frames die schuin op hun kant geplaatst een omgevallen schachtbok suggereren, een symbool van de ‘omgevallen’ mijnindustrie. De motivatie van het Kommunaal Kunstenaarscollectief luidt als volgt: ‘’Het KKK acht het juist om een schachtwiel te gebruiken als herinneringsteken aan het wel en wee van de Mijnstreek. Immers het wel of niet draaien van de schachtwielen was het teken van wel of geen activiteit in het ondergrondse bedrijf. Maar het is niet eenvoudig om een schachtwiel daartoe op een goede manier ergens te herplaatsen. Te toevallig of te esthetisch geplaatst, kan het ernstig van zijn uitdrukkingskracht vervreemd worden. Het bijgaand voorstel van het KKK houdt er rekening mee dat er nu een eindstation is bereikt. Zonder te dramatische enscenering meent het KKK dat bijgaand voorstel de juiste herinnering kan steunen aan het vroegere teken van bedrijvige arbeid en de liquidatie van die bedrijvigheid op zo’n radicale wijze dat het velen schokte.’’
De totale kosten bedroegen uiteindelijk 110.000 gulden, waarvan de voormalige gemeente Schaesberg 52.000 gulden voor zijn rekening nam. DSM en het SSO (samenwerkingsverband Sanering mijnterreinen Oostelijk mijngebied) vulden dit bedrag aan. Op 27 juni 1982 werd het monument in het bijzijn van Theo van de Wetering, burgemeester Coenders en anderen onthuld door oud-mijnwerker Johan Reintjens.
Hoewel het enige jaren geduurd had voordat deze mijlpaal bereikt werd was Schaesberg de eerste gemeente waarin een oud schachtwiel succesvol tot mijnmonument was gemaakt. Brunssum beschikte destijds over een schachtwiel van Staatsmijn Emma maar had nog niet de financiële middelen in huis en in Eygelshoven was een vergelijkbaar voorstel afgekeurd door de raad. Het schachtwiel van Staatsmijn Emma staat tegenwoordig als mijnmonument in het gazon aan de Akerstraat te Brunssum, daar waar ooit de fraaie ingangsgebouwen van Staatsmijn Hendrik stonden.
Motivatie (waardering)
Het monument is van groot belang als herinnering aan het mijnverleden. Op zichzelf is het schachtwiel bovendien een zeldzaam stuk industrieel erfgoed. Verder markeert het monument op zijn locatie het gebied waar de Staatsmijn Wilhelmina (1906-1969) en de particuliere Oranje-Nassau II mijn (1904-1971) opbloeiden en ten onder gingen.
In 1904 kwamen pas de eerste kolen boven de grond. De kolen die gewonnen waren moesten bovengronds, met paard en wagen worden vervoerd naar het station in Schaesberg, dit omdat een spoorlijn naar het mijnbedrijf nog niet was aangelegd. In het eerste jaar werd zo’n 4.297 ton kolen naar boven gehaald. In totaal werd 34.065.00 ton kolen vanuit de Oranje-Nassau Mijn 2 boven de grond gehaald. De ON 2 produceerde vrijwel alleen magere- of huisbrandkolen. Omdat er veel gezinnen uit Schaesberg op deze mijn werkte werd de naam van de mijn al snel omgedoopt in “familiekoel”.
Toen op 17 december 1965 voormalig minister van economische zaken Joop den Uyl de mijnsluiting aankondigde kwam er ook een einde aan de ON 2. In 1971 sloot de “familiekoel” haar deuren.
Oprichting mijnmonument
Boven de rotonde aan de Hofstraat, op een uitloper van de oude steenberg van Staatsmijn Wilhelmina vinden we een monumentale herinnering aan het Zuid-Limburgse mijnverleden in de vorm van een schachtwiel afkomstig uit schacht II van Staatsmijn Wilhelmina. In 1975, zes jaar na sluiting van de mijn, werd de kolos met een diameter van 6,3 meter van de sloop gered door Theo van de Wetering, die zelf twaalf jaar lang ondergronds bankwerker was.
Onder zijn voorzitterschap werd vervolgens het Comité Mijnmonument Schaesberg opgericht om het schachtwiel tot monument voor het Mijnverleden te maken. Aanvankelijk leefde het idee om dit te plaatsen op het gazon voor het gemeentehuis van Schaesberg. In 1977 schonk de afdeling Jubileumgeschenken van de DSM alvast 1000 gulden aan het comité om aan dit voornemen tegemoet te komen. ‘Eind volgend jaar schachtwiel als mijnmonument’, kopte het Limburgs Dagblad van 29 december 1978.
Door zeer gemengde gevoelens over de situering en vooral de hoge realisatiekosten in tijden van economische recessie, het Limburgs Dagblad van 20 augustus 1980 spreekt over een bedrag van maar liefs 98.564,07 gulden, duurde het echter nog tot 1982 voordat de gemeenteraad van Schaesberg en uiteindelijk de Gedeputeerde Staten groen licht gaven om het wiel op zijn huidige locatie als mijnmonument op te richten.
Het ‘Kommunaal Kunstenaars Kollectief’, een kunstenaarsgroep uit Heerlen, plaatste het op een 1,25 meter hoge sokkel tussen twee kolossale vierkante frames die schuin op hun kant geplaatst een omgevallen schachtbok suggereren, een symbool van de ‘omgevallen’ mijnindustrie. De motivatie van het Kommunaal Kunstenaarscollectief luidt als volgt: ‘’Het KKK acht het juist om een schachtwiel te gebruiken als herinneringsteken aan het wel en wee van de Mijnstreek. Immers het wel of niet draaien van de schachtwielen was het teken van wel of geen activiteit in het ondergrondse bedrijf. Maar het is niet eenvoudig om een schachtwiel daartoe op een goede manier ergens te herplaatsen. Te toevallig of te esthetisch geplaatst, kan het ernstig van zijn uitdrukkingskracht vervreemd worden. Het bijgaand voorstel van het KKK houdt er rekening mee dat er nu een eindstation is bereikt. Zonder te dramatische enscenering meent het KKK dat bijgaand voorstel de juiste herinnering kan steunen aan het vroegere teken van bedrijvige arbeid en de liquidatie van die bedrijvigheid op zo’n radicale wijze dat het velen schokte.’’
De totale kosten bedroegen uiteindelijk 110.000 gulden, waarvan de voormalige gemeente Schaesberg 52.000 gulden voor zijn rekening nam. DSM en het SSO (samenwerkingsverband Sanering mijnterreinen Oostelijk mijngebied) vulden dit bedrag aan. Op 27 juni 1982 werd het monument in het bijzijn van Theo van de Wetering, burgemeester Coenders en anderen onthuld door oud-mijnwerker Johan Reintjens.
Hoewel het enige jaren geduurd had voordat deze mijlpaal bereikt werd was Schaesberg de eerste gemeente waarin een oud schachtwiel succesvol tot mijnmonument was gemaakt. Brunssum beschikte destijds over een schachtwiel van Staatsmijn Emma maar had nog niet de financiële middelen in huis en in Eygelshoven was een vergelijkbaar voorstel afgekeurd door de raad. Het schachtwiel van Staatsmijn Emma staat tegenwoordig als mijnmonument in het gazon aan de Akerstraat te Brunssum, daar waar ooit de fraaie ingangsgebouwen van Staatsmijn Hendrik stonden.
Motivatie (waardering)
Het monument is van groot belang als herinnering aan het mijnverleden. Op zichzelf is het schachtwiel bovendien een zeldzaam stuk industrieel erfgoed. Verder markeert het monument op zijn locatie het gebied waar de Staatsmijn Wilhelmina (1906-1969) en de particuliere Oranje-Nassau II mijn (1904-1971) opbloeiden en ten onder gingen.