Oranje Nassau Mijn 3 (1914 - 1973)
Productie: 38.265.000 ton.
Locatie van de mijn: Heerlerheide, Heerlen
Aantal schachten: oorspronkelijk 1. Toen de mijn in 1966 was samengevoegd met de ON-IV diende de schacht van de ON IV als de tweede schacht. Deze was oorspronkelijk reeds bedoeld als luchtschacht van de ON-III.
Productie: 38.265.000 ton.
Locatie van de mijn: Heerlerheide, Heerlen
Aantal schachten: oorspronkelijk 1. Toen de mijn in 1966 was samengevoegd met de ON-IV diende de schacht van de ON IV als de tweede schacht. Deze was oorspronkelijk reeds bedoeld als luchtschacht van de ON-III.
Het begin
De eerste boringen voor deze mijn werden gestart in 1908 op de Varenböcher (Varenbult, later het buurtschap Varenbeuk). De diepte van deze boring was 803.61 meter. Het carboon werd bereikt op 262.57 m, en de eerste kolenlaan op 291.10 m. In totaal werden er 26 lagen aangetroffen, allemaal bestaande uit vetkool. (Vetkool is gasrijke steenkool, geschikt om cokes uit maken). Er werden twee schachten gepland, die twee kilometer uit elkaar zouden komen te liggen. Dit was op zich enigzins ongewoon. Bij de meeste mijnen liggen de twee eerste schachten vlak naast elkaar, op afstand van enkele tientallen meters. (Een aantal van minimaal twee schachten was overigens verplicht volgens de Nederlands Mijnwet). De schachten waren gepland in Heerlerheide, op de landerijen tussen de Ganzeweide en de Rennemig (de naam Rennemig is naar een lokale, nu niet meer bestaande kasteelhoeve), en vlak bij de zogenaamde Heksenberg aan de rand van de Brunssummerheide.
De eerste boringen voor deze mijn werden gestart in 1908 op de Varenböcher (Varenbult, later het buurtschap Varenbeuk). De diepte van deze boring was 803.61 meter. Het carboon werd bereikt op 262.57 m, en de eerste kolenlaan op 291.10 m. In totaal werden er 26 lagen aangetroffen, allemaal bestaande uit vetkool. (Vetkool is gasrijke steenkool, geschikt om cokes uit maken). Er werden twee schachten gepland, die twee kilometer uit elkaar zouden komen te liggen. Dit was op zich enigzins ongewoon. Bij de meeste mijnen liggen de twee eerste schachten vlak naast elkaar, op afstand van enkele tientallen meters. (Een aantal van minimaal twee schachten was overigens verplicht volgens de Nederlands Mijnwet). De schachten waren gepland in Heerlerheide, op de landerijen tussen de Ganzeweide en de Rennemig (de naam Rennemig is naar een lokale, nu niet meer bestaande kasteelhoeve), en vlak bij de zogenaamde Heksenberg aan de rand van de Brunssummerheide.
Schachtaanleg
De voorbereidende werkzaamheden voor de dubbelschacht begonnen in 1912, en op 9 januari bereikten de bevriesgaten op 157 m zachte leisteen. Op 31-12-1912 wordt het drijven van de schachten verder uitbesteed aan Gewerkschaft Deutsche Kaiser GDK uit Hamborn,Westfalen. Het gebruikte procedé is de bevriesmehode. In juli 1913 werd onder leiding van diplom-ingenieur F. Sievers met afdiepen begonnen en in november 1913 werden de eerste tübing-ringen aan het vaste gesteente geplaatst.
Vanuit de ON 1 nabij schacht 2 werden 2 steengangen gedreven. Een liep in noordwestelijke richting (steengang no 250 ) naar de Ganzeweide, en de andere (no 251) in (noord)-noordoostelijke richting naar de schachtlocatie bij de Heksenberg. Onderweg doorkruiste men de beruchte Heerlerheide–breuk. Steengang 251 ondervond veel moeilijkheden bij het doorsnijden van deze storing. Ook werd een steengang als dwarsgang aangelegd. Ook deze doorkruiste de breuk, maar met minder moeilijkheden. Als de ON-III met de ON-I verbinding heeft fungeert de ventilatieschacht van de Oranje Nassau I in eerste instantie als luchtschacht. In 1914 werd er ondergronds vanaf de Oranje Nassau I ( verdieping 250) een hoogspanningskabel gelegd.
Bovengronds waren ook inmiddels de schachtbok, het ophaalmachinegebouw, de compressorcentrale en enkele bijgebouwen klaar. Het complex was ontworpen door hoofdingenieur Etorre en week af van de architectuur in Limburg en toonde Franse invloeden. De gebouwen van de ON-I en ON-II, gebouwd toen de mijnen nog Duits bezit waren vertoonden een meer Duitse bouwstijl. De Oranje-Nassaumijnen, oorspronkelijk eigendom van de Akense Honigmann-familie, waren in 1909 gekocht door de Franse ondernemening De Wendell, die staalfabrieken in Lotharingen bezat, en hoopte in Limburg hun eigen mijnen voor cokeskolen te kunnen starten.
De voorbereidende werkzaamheden voor de dubbelschacht begonnen in 1912, en op 9 januari bereikten de bevriesgaten op 157 m zachte leisteen. Op 31-12-1912 wordt het drijven van de schachten verder uitbesteed aan Gewerkschaft Deutsche Kaiser GDK uit Hamborn,Westfalen. Het gebruikte procedé is de bevriesmehode. In juli 1913 werd onder leiding van diplom-ingenieur F. Sievers met afdiepen begonnen en in november 1913 werden de eerste tübing-ringen aan het vaste gesteente geplaatst.
Vanuit de ON 1 nabij schacht 2 werden 2 steengangen gedreven. Een liep in noordwestelijke richting (steengang no 250 ) naar de Ganzeweide, en de andere (no 251) in (noord)-noordoostelijke richting naar de schachtlocatie bij de Heksenberg. Onderweg doorkruiste men de beruchte Heerlerheide–breuk. Steengang 251 ondervond veel moeilijkheden bij het doorsnijden van deze storing. Ook werd een steengang als dwarsgang aangelegd. Ook deze doorkruiste de breuk, maar met minder moeilijkheden. Als de ON-III met de ON-I verbinding heeft fungeert de ventilatieschacht van de Oranje Nassau I in eerste instantie als luchtschacht. In 1914 werd er ondergronds vanaf de Oranje Nassau I ( verdieping 250) een hoogspanningskabel gelegd.
Bovengronds waren ook inmiddels de schachtbok, het ophaalmachinegebouw, de compressorcentrale en enkele bijgebouwen klaar. Het complex was ontworpen door hoofdingenieur Etorre en week af van de architectuur in Limburg en toonde Franse invloeden. De gebouwen van de ON-I en ON-II, gebouwd toen de mijnen nog Duits bezit waren vertoonden een meer Duitse bouwstijl. De Oranje-Nassaumijnen, oorspronkelijk eigendom van de Akense Honigmann-familie, waren in 1909 gekocht door de Franse ondernemening De Wendell, die staalfabrieken in Lotharingen bezat, en hoopte in Limburg hun eigen mijnen voor cokeskolen te kunnen starten.
In Productie
De ON-III kwam in 1917 in productie. In eerste instantie was de ophaalcapaciteit in Heerlerheide was onvoldoende daarom gingen de kolen ondergronds naar de ON-I. In eerste instantie gingen de arbeiders ook ondergronds te voet van de ON-I naar de III en dat was veel tijdverlies.
In 1918 bedroeg de productie van de ON-III 131.166 ton. In dat jaar (1918) werd ook een begin gemaakt met het drijven van een pompenkamer en watergalerij op de 318- meterverdieping. Het water werd afgevoerd naar de 250 meterverdieping en afgevoerd naar de Oranje Nassau-I.
Echter veel materialen konden door de Eerste Wereldoorlog niet geleverd worden, en en productie kwam pas goed op gang in de jaren 1919 – 1921. Ondergronds werd als eerste laag A ontgonnen en de onstsluiting van B en C werd voorbereid. De 318 meterverdieping werd aangezet om het Noordoostveld te ontsluiten waar men dacht cokeskolen te vinden. Op de Oranje Nassau I werd een tweede wasserij geprojecteerd voor de ON-III kolen en zo geplaatst dat later te bouwen cokesovens zouden kunnen worden gevoed.
In 1921 werd de voorlopige zeverij gesloopt en de nieuwe in bedrijf gesteld. In 1928 worden de afdieplieren (platte trommels) vervangen door het Koepesysteem. In 1930 wordt schacht 3 van de Oranje Nassau-I voorlopig hoofdproductie schacht. Later wordt dit de schacht in Heerlerheide. In 1925 komt een rechtstreekse spoorlijn van de Oranje Nassau-III naar de Oranje Nassau-IV gereed.
De ON-III kwam in 1917 in productie. In eerste instantie was de ophaalcapaciteit in Heerlerheide was onvoldoende daarom gingen de kolen ondergronds naar de ON-I. In eerste instantie gingen de arbeiders ook ondergronds te voet van de ON-I naar de III en dat was veel tijdverlies.
In 1918 bedroeg de productie van de ON-III 131.166 ton. In dat jaar (1918) werd ook een begin gemaakt met het drijven van een pompenkamer en watergalerij op de 318- meterverdieping. Het water werd afgevoerd naar de 250 meterverdieping en afgevoerd naar de Oranje Nassau-I.
Echter veel materialen konden door de Eerste Wereldoorlog niet geleverd worden, en en productie kwam pas goed op gang in de jaren 1919 – 1921. Ondergronds werd als eerste laag A ontgonnen en de onstsluiting van B en C werd voorbereid. De 318 meterverdieping werd aangezet om het Noordoostveld te ontsluiten waar men dacht cokeskolen te vinden. Op de Oranje Nassau I werd een tweede wasserij geprojecteerd voor de ON-III kolen en zo geplaatst dat later te bouwen cokesovens zouden kunnen worden gevoed.
In 1921 werd de voorlopige zeverij gesloopt en de nieuwe in bedrijf gesteld. In 1928 worden de afdieplieren (platte trommels) vervangen door het Koepesysteem. In 1930 wordt schacht 3 van de Oranje Nassau-I voorlopig hoofdproductie schacht. Later wordt dit de schacht in Heerlerheide. In 1925 komt een rechtstreekse spoorlijn van de Oranje Nassau-III naar de Oranje Nassau-IV gereed.
Ir. C.E.P.M. Raedts
In 1921 doet een toen nog onbekende 23 jaar oude ir. Cornelis Raedts zijn intrede bij de Oranje Nassau Mijnen als adjunctingenieur bij de ON-III. Raedts, afgestudeerd aan de TH-Delft als mijningenieur, is een van de eerste in Nederland opgeleide mijningenieurs bij de Limburgse steenkolenmijnen. Tot dan toe zijn alle ingenieurs in Aken of Luik opgeleid. Raedts viel meteen op door zijn kennis en aanpak. Reeds twee jaar later wordt hij bevorderd tot mijningenieur.
In mei 1923 word hij bedrijfsingenieur bij de ON-IV op de Heksenberg. Deze mijn was aanvankelijk alleen in gebruik als luchtschacht van de ON-III. Na de Eerste Wereldoorlog wordt besloten er een productieschacht van te maken. Raedts word belast met de exploitatie van deze mijn. In 1927 ging zij in productie.
In 1929 werd Raedts benoemd tot bedrijfsingenieur van de ON-III. Hij weet deze tot de grootste en produktiefste van de 4 ON-mijnen te maken. In 1945 werd hij bevorderd tot hoofdbedrijfsingenieur met als taak de leiding te nemen over het algehele boven- en ondergrondse mijnbedrijf van alle ON-mijnen. In 1950 werd Raedts benoemd tot Algemeen Directeur van Oranje-Nassau Mijnen. Hij eindigde zijn loopbaan in 1964. Hij overleed op 9 april 1983 op 84-jarige leeftijd. Raedts is diverse malen hoog onderscheiden: Officier in de Orde van Oranje Nassau, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Ridder in de Orde van de H. Gregorius, Ereburger van Heerlen.
In 1921 doet een toen nog onbekende 23 jaar oude ir. Cornelis Raedts zijn intrede bij de Oranje Nassau Mijnen als adjunctingenieur bij de ON-III. Raedts, afgestudeerd aan de TH-Delft als mijningenieur, is een van de eerste in Nederland opgeleide mijningenieurs bij de Limburgse steenkolenmijnen. Tot dan toe zijn alle ingenieurs in Aken of Luik opgeleid. Raedts viel meteen op door zijn kennis en aanpak. Reeds twee jaar later wordt hij bevorderd tot mijningenieur.
In mei 1923 word hij bedrijfsingenieur bij de ON-IV op de Heksenberg. Deze mijn was aanvankelijk alleen in gebruik als luchtschacht van de ON-III. Na de Eerste Wereldoorlog wordt besloten er een productieschacht van te maken. Raedts word belast met de exploitatie van deze mijn. In 1927 ging zij in productie.
In 1929 werd Raedts benoemd tot bedrijfsingenieur van de ON-III. Hij weet deze tot de grootste en produktiefste van de 4 ON-mijnen te maken. In 1945 werd hij bevorderd tot hoofdbedrijfsingenieur met als taak de leiding te nemen over het algehele boven- en ondergrondse mijnbedrijf van alle ON-mijnen. In 1950 werd Raedts benoemd tot Algemeen Directeur van Oranje-Nassau Mijnen. Hij eindigde zijn loopbaan in 1964. Hij overleed op 9 april 1983 op 84-jarige leeftijd. Raedts is diverse malen hoog onderscheiden: Officier in de Orde van Oranje Nassau, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, Ridder in de Orde van de H. Gregorius, Ereburger van Heerlen.
Na 1945: mechanisering, de ON-III wordt de productiefste van de ON-Mijnen
In de loop der tijd wordt de technologie in de ondergrondse mijnbouw steeds verder ontwikkeld. Mechanische kolenwinning doet ten tijde van de Tweede Wereldoorlog overal zijn intrede. In het door WO-II geteisterde Limburg is er vlak na de Oorlog niet al te veel materiaal voorhanden. Op 27 maart 1946 werd een poging gewaagd om mechanisch te ontginnen, m.b.v. een kolenschaaf. De schaaf werd gemaakt uit het staal van een tank en aangedreven door middel van rooflieren. In 1948 werden de schraapbakken ingezet. In 1954 had deze mijn de hoogste naoorlogse productie, namelijk 964 duizend ton steenkool (hoogste productie van alle ON-zetels). De ON-III behaalde in 1959 met 967.410 ton gedolven steenkool wederom de hoogste productie van alle ON-zetels De ON-III ging dieper dan alle andere ON-mijnen. De ON-IV ging tot een diepte van 540m, de ON-II tot 430m, en de ON-I tot 420m. De verdiepingen van de ON-III waren 225m - 318m - 420m - 545m - 700m en 825m (de laatste is niet in bedrijf gekomen).
In de loop der tijd wordt de technologie in de ondergrondse mijnbouw steeds verder ontwikkeld. Mechanische kolenwinning doet ten tijde van de Tweede Wereldoorlog overal zijn intrede. In het door WO-II geteisterde Limburg is er vlak na de Oorlog niet al te veel materiaal voorhanden. Op 27 maart 1946 werd een poging gewaagd om mechanisch te ontginnen, m.b.v. een kolenschaaf. De schaaf werd gemaakt uit het staal van een tank en aangedreven door middel van rooflieren. In 1948 werden de schraapbakken ingezet. In 1954 had deze mijn de hoogste naoorlogse productie, namelijk 964 duizend ton steenkool (hoogste productie van alle ON-zetels). De ON-III behaalde in 1959 met 967.410 ton gedolven steenkool wederom de hoogste productie van alle ON-zetels De ON-III ging dieper dan alle andere ON-mijnen. De ON-IV ging tot een diepte van 540m, de ON-II tot 430m, en de ON-I tot 420m. De verdiepingen van de ON-III waren 225m - 318m - 420m - 545m - 700m en 825m (de laatste is niet in bedrijf gekomen).
Het einde
In 1965 hield toenmalig minister van Economische Zaken Drs. J. Den Uyl zijn historische toespraak in de stadsschouwburg van Heerlen, waar de Mijnsluiting werd aangekondigd. In 1966 werd de ON-III reeds volledig geïntegreerd met de ON-IV. Daarna kwam voor de gecombineerde ON-III/ON-IV de periode van afbouw van de kolenproductie. De ON-III werd gesloten in 1973, op 3 augustus. De totale productie bedroeg 38.265.000 ton. Nadat de mijn was gesloten en de schacht was afgesloten (1974), werden de bovengrondse werken afgebroken.
Het mijnterrein is nu een woonwijk, genaamd de Rennemig. Op de plaats van de schacht (aan het Fossielenerf) is een school en kleuterschool gebouwd ("de Schacht"). Een stenen ring met een herdenkingsplaquette markeert op het schoolplein de plaats van de schacht van de ON-III.
De terreinen van de ON-IV werden gebruikt voor de zilverzandwinning van Sigrano, dat de oorspronkelijk door de ON-mijnen begonnen winning van zilverzand op de Brusnsummerheide had overgenomen. Sigrano is nu eigendom van het Belgische bedrijf Sibelco.
Wat nu nog verder tastbaar herinnert aan de ON-III is de kolenschaaf, op de rotonde van de Ganzeweide en de Rennemigstraat in Heerlerheide. Maar de groeiende belangstelling voor de Limburgse mijnbouwgeschiedenis geeft aan dat de ON-III, en ook al die andere mijnen, niet gemakkelijk vergeten zullen worden.
In 1965 hield toenmalig minister van Economische Zaken Drs. J. Den Uyl zijn historische toespraak in de stadsschouwburg van Heerlen, waar de Mijnsluiting werd aangekondigd. In 1966 werd de ON-III reeds volledig geïntegreerd met de ON-IV. Daarna kwam voor de gecombineerde ON-III/ON-IV de periode van afbouw van de kolenproductie. De ON-III werd gesloten in 1973, op 3 augustus. De totale productie bedroeg 38.265.000 ton. Nadat de mijn was gesloten en de schacht was afgesloten (1974), werden de bovengrondse werken afgebroken.
Het mijnterrein is nu een woonwijk, genaamd de Rennemig. Op de plaats van de schacht (aan het Fossielenerf) is een school en kleuterschool gebouwd ("de Schacht"). Een stenen ring met een herdenkingsplaquette markeert op het schoolplein de plaats van de schacht van de ON-III.
De terreinen van de ON-IV werden gebruikt voor de zilverzandwinning van Sigrano, dat de oorspronkelijk door de ON-mijnen begonnen winning van zilverzand op de Brusnsummerheide had overgenomen. Sigrano is nu eigendom van het Belgische bedrijf Sibelco.
Wat nu nog verder tastbaar herinnert aan de ON-III is de kolenschaaf, op de rotonde van de Ganzeweide en de Rennemigstraat in Heerlerheide. Maar de groeiende belangstelling voor de Limburgse mijnbouwgeschiedenis geeft aan dat de ON-III, en ook al die andere mijnen, niet gemakkelijk vergeten zullen worden.